Argumentatio-1

Paragraaf 41

rursus igitur eodem revertamur et quaeramus quae tanta vitia fuerint in unico filio qua re is patri displiceret. at perspicuum est nullum fuisse. pater igitur amens, qui odisset eum sine causa quem procrearat? at is quidem fuit omnium constantissimus. ergo illud iam perspicuum profecto est, si neque amens pater neque perditus filius fuerit, neque odi causam patri neque sceleris filio fuisse.

 

Vertaling

Laten we dus weer naar hetzelfde punt terugkeren en de vraag stellen, welke enorm grote fouten de enig overgebleven zoon had, op grond waarvan hij zijn vader mishaagde. Maar het is overduidelijk dat die er helemaal niet waren. Was zijn vader dan buiten zinnen, omdat hij zonder reden zijn eigen kind haatte? Maar die vader was juist een toonbeeld van gelijkmatigheid. Derhalve is het volgende klip en klaar: dat als de vader niet buiten zinnen en de zoon niet verdorven was, de vader geen reden voor haat heeft gehad en de zoon geen reden voor een misdaad.

revertamur et quaeramus: met de pluralis betrekt Cicero het publiek bij zijn redenering en creërt een front tegen de aanklagers.

pater igitur amens – neque amens pater: de repetitio, versterkt door chiasme, (zie thema stijlfiguren) maakt duidelijk hoe absurd het zou zijn om de oude, gerespecteerde Roscius voor gek uit te maken. Amentia kenmerkt in §29 juist de tegenpartij van de Titi Roscii, zie ook het exemplum van de waanzinnige Fimbria (insanissimus, furiosus) in §33.

omnium constantissimus: de karakterisering van de oude Roscius met een lovende superlativus sluit goed aan bij §15 en 16. Zoon en vader zijn exempla van de uitstekende moraliteit van het platteland. Het begrip constantia/constans komt in deze speech alleen hier voor, maar is wel een onderliggend argument van de hele karakterisering van vader en zoon Roscius (cf. §15 usus et consuetudo en §16 omni tempore).

unico filio: zoals uit §42 blijkt, heeft vader Roscius nog één andere zoon gehad die echter al eerder overleden was.

eodem: ‘naar hetzelfde (punt)’ (vgl. eo ‘daarheen’ en quo? ‘waarheen?’).

revertamur et quaeramus: coni. adhortativus in de hoofdzin.

nullum: sc. vitium.

procrearat: = procreaverat (syncope).

at is quidem: quidem benadrukt het voorgaande woord; je kunt quidem in dergelijke gevallen goed weergeven met een klemtoonteken op het voorgaande woord (‘maar híj’).  

illud: ‘het volgende’, uitgewerkt in de a.c.i.

profecto: ‘zeker, absoluut’ (bijwoord); niet te verwarren met proficiscor, profectus sum

odi causam: = odii causam (‘reden tot haat’); vul bij sceleris in gedachten causam aan.