Argumentatio-1

Paragraaf 43

quid ais, Eruci? tot praedia, tam pulchra, tam fructuosa Sex. Roscius filio suo relegationis ac supplici gratia colenda ac tuenda tradiderat? quid? hoc patres familiae qui liberos habent, praesertim homines illius ordinis ex municipiis rusticanis, nonne optatissimum sibi putant esse filios suos rei familiari maxime servire et in praediis colendis operae plurimum studique consumere? 

 

Vertaling

Wat zeg je, Erucius? Had Sextus Roscius zoveel mooie en vruchtbare landgoederen voor onderhoud en toezicht aan zijn zoon overgedragen om hem op afstand te houden en te straffen? Wat? Vinden heren des huizes die kinderen hebben, vooral mannen van die landadel uit steden op het platteland, het niet voor zichzelf het meest wenselijk dat hun zonen zich volledig wijden aan het familiebezit en een groot deel van hun tijd en inspanning besteden aan het werk op de landgoederen?

quis ais? Cicero lijkt te reageren op Erucius en versterkt daarmee het theatrale effect van een fictieve dialoog (zie commentaar bij §42). Dit soort theatrale elementen verlenen de gepubliceerde redevoering authenticiteit: tijdens de daadwekelijke redevoering werd Cicero zeker vaak door Erucius of andere aanwezige onderbroken en moest hij snel en geestig reageren.

relegationis – rusticanis – praediis colendis: Cicero zet in §43-45 zijn loflied op het moreel hoogstaande landleven (en daarmee op het karakter van vader en zoon Roscius) voort. Tegelijkertijd benadrukt hij hoe fout Erucius de overduidelijke feiten interpreteert, met name wat betreft de belachelijke beschuldiging van relegatio (zie ook het commentaar bij §42). De belangrijkste steekwoorden worden in deze paragrafen meerdere keren genoemd (zie voor relegatio §42 en 44; rustic(an)us §42, en 44; praedia colere §44).

tot praedia – tradiderat: Roscius senior had als pater familias [zie volgend lemma] een vrijwel absoluut gezag over zijn kinderen en hij had een exclusieve beschikkingsmacht over zaken (huis, grond, vee, etc.). Hij kon dus aan zijn zoon opdragen de landerijen te beheren, of het nu was als straf (relegationis et supplici gratia) of als eerbewijs (honoris causa, zie §44).

patres familiae qui liberos habent: met de term pater familias (of – familiae) werd elke mannelijke Romeinse burger aangeduid die sui iuris was, dat wil zeggen, die niet onderworpen was aan eens anders gezag. Leeftijd speelde hier geen rol: men werd sui iuris zodra zijn of haar pater familias overleed of zodra deze op formele wijze de gezagsverhouding had beëindigd (emancipatio). Dat Cicero hier spreekt over ‘patres familiae qui liberos habent’ is dus geen pleonasme.

illius ordinis: de plaatselijke elite van de kleine stad Ameria; voor de sociale positie van vader Roscius zie §15.

colenda ac tuenda: deze gerundiva congrueren met praedia (‘landerijen’) en zijn predicatief gebruikt (‘om bebouwd en beschermd te worden’).

hoc: subjectsaccusativus in de a.c.i. hoc ... optatissimum ... esse, die afhankelijk is van putant; wat hoc inhoudt wordt uitgelegd in de a.c.i. filios suos ... servire et ... consumere (‘Denken heren-des-huizes soms niet bij zichzelf (sibi) dat dit het meest gewenst is, namelijk dat hun zonen ...’)

pater familiae: meestal gebruikt Cicero de meer archaïsche term pater familias.

rei familiari: ‘familiebezit’; dativus vanwege servire + dat. (‘dienen, zich wijden aan’).

in praediis colendis: dominant gerundivum (‘in het bebouwen van landerijen’).

operae ... studique: genitivi partitivi bij plurimum.