Argumentatio-1

Paragraaf 59

operae pretium erat, si animadvertistis, iudices, neglegentiam eius in accusando considerare. credo, cum vidisset qui homines in hisce subselliis sederent, quaesisse num ille aut ille defensurus esset; de me ne suspicatum quidem esse, quod antea causam publicam nullam dixerim. postea quam invenit neminem eorum qui possunt et solent ita neglegens esse coepit ut, eum in mentem veniret ei, resideret, deinde spatiaretur, non numquam etiam puerum vocaret, credo, cui cenam imperaret, prorsus ut vestro consessu et hoc conventu pro summa solitudine abuteretur. peroravit aliquando, adsedit; surrexi ego. 

 

Vertaling

Het was de moeite waard, wanneer het u, heren rechters, is opgevallen, om stil te staan bij de nonchalance waarmee hij aanklaagt. Ik vermoed dat hij zich afgevraagd heeft, toen hij zag welke mensen er in deze banken zaten, of deze of gene de verdediging zou voeren. Aan mij zal hij niet gedacht hebben, omdat ik hiervoor nog geen enkele strafzaak heb gedaan. Toen hij niemand aantrof van degenen die het kunnen en vaker doen, begon hij zo nonchalant te zijn dat hij wanneer hem dat inviel, bleef zitten, vervolgens heen en weer liep, en soms zijn slaaf riep, ik vermoed om een maaltijd te bestellen. Al met al behandelde hij u, het gerechtshof en deze toehoorders met zoveel minachting alsof hij helemaal alleen was.

neglegentiam – neglegens: de herhaling versterkt het op een rij zetten van Erucius’ fouten: ten eerste heeft hij zijn pleidooi niet aan zijn tegenstanders aangepast; ten tweede gedraagt hij zich ongepast in zijn voordracht (de actio). Zitten (residere) tijdens een speech was onmogelijk (de redenaar moest staan, zie §1a); op en neer lopen (spatiari) tijdens het spreken werd eveneens als weinig plechtig beschouwd.

ne suspicatum quidem: het woord suspicari heeft Cicero in de laatste paragrafen heel vaak gebruikt om aan te geven dat Erucius een slechte aanklacht heeft ingediend waarin niet aannemelijk gemaakt werd dat Roscius zelfs maar verdacht was. Hier verschijnt het begrip in een andere context: ook wat zijn eigen situatie betreft, is Erucius niet goed met verdenkingen.

credo cui cenam imperaret: de alliteratie versterkt het komische effect van de opmerking: Erucius was zo weinig met het proces bezig dat hij al aan zijn avondmaaltijd dacht. Natuurlijk kon Cicero dat niet weten – dat Erucius tussendoor eventjes een opdracht aan zijn slaaf gaf, is op zich niet vreemd.

consessu – conventu: alliteratie en assonantie (zie thema stijlfiguren), geeft samen met de twee andere alliteraties (credo cui cenam – summa solitudine) het einde bijzonder veel nadruk; de zin werkt als een tromgeroffel die het volgende aankondigt: Cicero’s opstaan in §60.

De hele paragraaf is wederom een duidelijke terugverwijzing naar het exordium: naar Cicero die tot verrassing van allen opstaat om te spreken (zie §1a).

subsellia: de zitbanken van de rechters, zie §12.