Argumentatio-2

Paragraaf 102

alter ex ipsa caede volucrem nuntium Ameriam ad socium atque adeo magistrum suum misit ut, si dissimulare omnes cuperent se scire ad quem maleficium pertineret, tamen ipse apertum suum scelus ante omnium oculos poneret. alter, si dis immortalibus placet, testimonium etiam in Sex. Roscium dicturus est; quasi vero id nunc agatur, utrum is quod dixerit credendum, ac non quod fecerit vindicandum sit. itaque more maiorum comparatum est ut in minimis rebus homines amplissimi testimonium de sua re non dicerent.

 

Vertaling

De een, Titus Roscius Magnus, heeft direct na de moord een ijlbode naar Ameria gestuurd, naar zijn partner en leermeester Capito, met als gevolg dat, hoewel ze allen verborgen wilden houden dat ze wisten op wiens conto het misdrijf stond, hij toch zelf zijn eigen misdaad zichtbaar iedereen voor ogen zou stellen. De ander, Capito, is van plan om – stel je voor! – zelfs tegen Sextus Roscius te getuigen, alsof het er hier nu om gaat of zijn woorden geloofwaardig zijn en niet veeleer of wat hij gedaan heeft, bestraft moet worden. Daarom is bij voorvaderlijk gebruik gangbaar geworden dat zelfs over de kleinste aangelegenheden ook de meest aanzienlijke mannen in een zaak die henzelf aanging niet mochten getuigen.

alter ... alter: Cicero vat met deze anafoor het tot nu toe over de twee Titi Roscii gezegde beknopt samen.

ante omnium oculos: alliteratie; zie voor evidentia §98 (cernere oculis) en §101 (perspicue). Ook het woord apertum (scelus) past in dit woordveld.

more maiorum … minimis: de alliteratie versterkt de tegenstelling tussen de ernst van deze zaak en de veel kleinere zaken van toen en maakt duidelijk hoe ongepast Capito’s gedrag is; zie ook context.

credendum - vindicandum: opnieuw (zie §92) poneert Cicero twee alternatieve vragen voor dit proces. Strict genomen gaat het natuurlijk alleen om de eerste, namelijk of de getuige tegen Sextus Roscius geloofwaardig is. De tweede vraag behoort daarentegen bij Cicero’s beschuldiging aan het adres van de Titi Roscii, die in dit proces niet aan de orde is.

more maiorum: al eerder had Cicero de voorouders als exemplum aangehaald (zie §51, §64). Hier toont het voorbeeld van Scipio Africanus aan hoe zeer de staat gedegenereerd is (zie §103).

alter ... alter: ‘de een ... de ander’; bedoeld worden respectievelijk Titus Roscius Magnus en Titus Roscius Capito.

dissimulare: ‘ontveinzen, doen alsof niet’.

dicturus est: ‘staat op het punt om te spreken’.

utrum is quod dixerit credendum: ‘of hetgeen hij gezegd heeft, geloofd moet worden’. Het vraagpartikel utrum introduceert een meerledige vraag; we kunnen in gedachten necne (‘of niet’) aanvullen. Het subject van credendum [sit] is de frase is quod dixerit. Het pronomen is staat vóór quod dixerit, omdat het ook het subject is van de volgende relatieve claus (quod fecerit).