Argumentatio-2

Paragraaf 95

videamus nunc strictim, sicut cetera, quae post mortem Sex. Rosci abs te, T. Rosci, facta sunt; quae ita aperta et manifesta sunt ut medius fidius, iudices, invitus ea dicam. vereor enim, cuicuimodi es, T. Rosci, ne ita hunc videar voluisse servare ut tibi omnino non pepercerim. cum hoc vereor et cupio tibi aliqua ex parte quod salva fide possim parcere, rursus immuto voluntatem meam; venit enim mihi in mentem oris tui. Tene, cum ceteri socii tui fugerent ac se occultarent, ut hoc iudicium non de illorum praeda sed de huius maleficio fieri videretur, potissimum tibi partes istas depoposcisse ut in iudicio versarere et sederes cum accusatore? qua in re nihil aliud adsequeris nisi ut ab omnibus mortalibus audacia tua cognoscatur et impudentia. 

 

Vertaling

Laten we nu in vogelvlucht, zoals bij de andere dingen, bekijken wat u, Titus Roscius, na de dood van Sextus Roscius gedaan hebt. Dat is zo klip en klaar dat ik er waarachtig, heren rechters, alleen met tegenzin over spreek. Want ik ben bang dat het er zo uitziet dat ik omdat ik mijn cliënt wilde sparen u, Titus Roscius, wat voor een kerel u ook bent, totaal niet heb gespaard. Terwijl ik daar bang voor ben en u enigszins wil sparen, voor zover ik dat zonder gewetensbezwaren kan doen, verander ik toch weer mijn voornemen. Want ik moet denken aan uw uitdagende tronie. Is het echt zo dat u, terwijl uw handlangers vluchtten of zich verborgen, zodat dit proces niet over hun buit maar over de misdaad van deze man hier zou lijken te gaan, uitgerekend deze rol voor uzelf hebt opgeëist om in de rechtbank te verschijnen en naast de aanklager te zitten? Daarmee zult u alleen bereiken dat uw brutaliteit en onbeschaamdheid bij alle mensen bekend worden.

invitus: voor Cicero’s (gespeelde?) vrees als strenge aanklager op te treden, zie §91 en §94.

pepercerim – parcere: een moment van spanning (versterkt door de alliteratie parte … possim parcere) waarin Cicero even aan Magnus het gevoel geeft hem te willen sparen en de zaak niet verder te vervolgen; maar alleen om dan des te harder uit te halen (immuto voluntatem).

oris tui: zie §87 voor een eerdere verwijzing naar Magnus’ brutale houding (zie later audacia tua cognoscatur et insolentia).

te … depoposcisse: de vraag is als aci geconstrueerd en lijkt daardoor meer op een uitroep (misschien van verbazing over de domme brutaliteit van Magnus).

partes istas depoposcisse: verwijst naar de rollen die iedereen tijdens een proces heeft te vervullen; pars kan echter ook een rol in een toneelstuk zijn (zie §35 en thema theatrale aspecten).

ab omnibus mortalibus: de toevoeging van mortales maakt de zin zeer pathetisch.

Salua fide: Cicero heeft zich verplicht om Sextus zo goed mogelijk te verdedigen. Met salva fide verwijst hij naar die verplichting die hem er zelfs toe brengt om T. Roscius Magnus aan te vallen, hoewel hij eigenlijk liever niet de rol van aanklager heeft.

strictim: vgl. perstringere in de laatste zin van §91.

abs te: in deze combinatie vinden we vaak abs in plaats van a(b).

medius fidius: verkorte vorm van me dius Fidius iuvet ‘moge de god van de trouw mij helpen’.

cuicuimodi: ‘van welke aard ook’; cuicui is een (in deze combinatie versteende) archaïsche gen. van quisquis.

pepercerim: coni. perf. van parcere (‘sparen, ontzien’), dat de dativus regeert (tibi).

oris tui: naar analogie van memini + gen. volgt hier op venit ... in mentem eveneens een gen.

partes istas: ‘die rol’, zie Pinkster s.v. pars 12.

versarere: = versareris.