Argumentatio-3

Paragraaf 130

ego haec a Chrysogono mea sponte remoto Sex. Roscio quaero, primum qua re civis optimi bona venierint, deinde qua re hominis eius qui neque proscriptus neque apud adversarios occisus est bona venierint, cum in eos solos lex scripta sit, deinde qua re aliquanto post eam diem venierint quae dies in lege praefinita est, deinde cur tantulo venierint. quae omnia si, quem ad modum solent liberti nequam et improbi facere, in patronum suum voluerit conferre, nihil egerit; nemo est enim qui nesciat propter magnitudinem rerum multa multos partim improbante partim imprudente L. Sulla commisisse. 

 

Vertaling

De volgende dingen vraag ik uit mezelf aan Chrysogonus, en los van Sextus Roscius. Ten eerste waarom de bezittingen van een modelburger zijn verkocht. Ten tweede waarom de bezittingen van een man die noch op de proscriptielijsten stond, noch aan de kant van de vijanden is gedood, zijn verkocht, terwijl de wet alleen op die personen van toepassing is. Ten derde waarom ze geruime tijd na de datum zijn verkocht die in de wet is vastgelegd en ten vierde, waarom ze voor zo’n spotprijs zijn verkocht. Als hij al deze dingen, zoals waardeloze en oneerlijke vrijgelatenen meestal doen, had willen afschuiven op zijn beschermheer, dan zal hem dat niet baten. Want iedereen weet dat veel mensen veel dingen op hun kerfstok hebben die Sulla omdat hij zoveel aan zijn hoofd had ten dele afgekeurd zou hebben en waar hij ten dele niets van wist.

mea sponte remoto S. Roscio: zie §129 voor het persoonlijk maken van de zaak.

quaero: zie §125. Hier stelt Cicero vier vragen die net zo goed een onderzoeksjournalist zou kunnen stellen wanneer die een politiek probleem onder de loep neemt.

quare (3x) – cur: bij het luisteren naar deze vier vragen lijken de eerste drie (mede door de anafoor, zie thema stijlfiguren) op een tricolon; de vierde breekt deze retorische structuur met een nieuw vraagwoord op; deze vraag is ook veel korter dan de voorafgaande.

solent liberti nequam et improbi: Chrysogonus wordt hiermee als een typisch voorbeeld van een moreel slechte vrijgelatene neergezet (vrijgelatenen genoten onder vrije Romeinse burgers geen hoog aanzien).

multa multos: het polyptoton (zie thema stijlfiguren) maakt duidelijk hoe eindeloos veel dingen er in Rome dagelijks gebeuren; natuurlijk kan Sulla niet van alles op de hoogte zijn, die is met belangrijker zaken bezig, namelijk het besturen van de staat, (magnitudo rerum)!

partim improbante partim imprudente: de zware alliteratie van twee vergelijkbaar klinkende woorden bevestigt nog eens dat Sulla van Chrysogonus’ misdaden niets afwist; zie voor de formulering imprudente Sulla §21 en §25. Hiet dient echter opgemerkt te worden dat de woorden partim improbante niet in de handschriften zijn overgeleverd maar door latere uitgevers erbij zijn gezet.

lex scripta: het gaat om de lex Cornelia de proscriptionibus (zie §126).

remoto Sex. Roscio: abl. absolutus.

venierint (4x): wederom van ven-ire (‘verkocht worden’) en niet van veni-re (‘komen’). De indirecte vragen (in de coni.) zijn afhankelijk van quaero.

eam diem ... quae dies:  voor het geslacht van dies zie §128.

tantulo: tantus betekent ‘zo groot’, het verkleinwoord tantulus ‘zo weinig’; tantulo is een zgn. abl. pretii (abl. van prijs).

nequam et improbi: het Latijn kent een handjevol indeclinabele (onverbuigbare) adjectieven; naast nequam is frugi (‘degelijk’, oorspronkelijk dativus van frux) vermoedelijk het bekendst.

egerit: twee opties zijn mogelijk: (a) het kan opgevat worden als potentiele coniunctivus (net zoals voluerit) of (b) het is futurum exactum dat hier i.p.v. een gewoon futurum gebruikt wordt; dit gebruik van het futurum exactum pro futuro suggereert met klem dat een toekomstige handeling zeker op deze manier zal gebeuren.

partim improbante, partim imprudente L. Sulla: abl. absolutus.

commisisse: (scelus) committere = ‘(een misdaad) plegen’ (vgl. Engels ‘to commit a crime’).