Digressio

Paragraaf 36

non eodem modo de omnibus, ideo quod prima illa res ad meum officium pertinet, duas autem reliquas vobis populus Romanus imposuit; ego crimen oportet diluam, vos et audaciae resistere et hominum eius modi perniciosam atque intolerandam potentiam primo quoque tempore exstinguere atque opprimere debetis.

 

Vertaling

Wat is dus het geval? Ik hoef ze niet op dezelfde manier te bespreken, aangezien die eerste kwestie tot mijn taak behoort, maar de beide andere heeft het Romeinse volk aan u toebedeeld. Ik moet de aanklacht weerleggen, u moet aan het brute geweld weerstand bieden en de schadelijke en onverdraaglijke macht van zulke mannen bij de eerste de beste gelegenheid beëindigen en de kop indrukken.

populus Romanus – ego – vos: Cicero benoemt de drie spelers die gezamelijk in staat zijn om de door hem geschetste gevaarlijke situatie te weerstaan. Hij zet zich zelf neer als nauw verbonden met de rechters en als vertegenwoordiger van de gerechtvaardigde belangen van het Romeinse volk, zie thema zelfrepresentatie. Voor de verbinding van ego (Cicero) en vos (rechters) zie ook §1a.

oportet – debetis: de rolverdeling tussen Cicero en de rechters is noodzakelijk. Niet toevallig gebruikt Cicero voor zijn eigen rol een onpersoonlijke uitdrukking, maar een persoonlijke voor de rechters (die ook aan het einde van de zin en van de hele partitio staat). Hij benadrukt daardoor dat de rechters persoonlijk aan de staat verschuldigd zijn zo te handelen als Cicero voorstelt.

populus Romanus imposuit: Cicero argumenteert vanuit een republikeins ideaal. De rechters waren op zich onafhankelijk en werden niet direct door het volk gecontroleerd, maar Cicero herinnert eraan dat het volk institutioneel gezien het hoogste aanzien moet hebben omdat alle ambtsdragers in Rome zich in hun handelingen naar de belangen van het volk zouden moeten orienteren. De tegenpartij wordt hiermee indirect als een groep bestempeld die zich tegen de belangen van het volk keert!

perniciosam atque intolerandam potentiam: de toevoeging van de bijvoeglijke naamwoorden maakt nog eens voor iedereen duidelijk dat Chrysogonus volgens Cicero slechts over gevaarlijke potentia, maar niet over potestas beschikt; zie ook het commentaar bij §6.

non eodem modo de omnibus: vul aan: dicere oportet.

ego crimen oportet diluam: lees: oportet ut ego crimen diluam.

vos t/m debetis: ‘jullie moeten én weerstand bieden aan hun brutaliteit én de verderfelijke en onverdraaglijke macht van zulke mensen (lett. van mensen van dien aard) verdelgen en onderdrukken’.