Exordium

Paragraaf 3

Ego autem si omnia quae dicenda sunt libere dixero, nequaquam tamen similiter oratio mea exire atque in vulgus emanare poterit. Deinde quod ceterorum neque dictum obscurum potest esse propter nobilitatem et amplitudinem neque temere dicto concedi propter aetatem et prudentiam, ego si quid liberius dixero, vel occultum esse propterea quod nondum ad rem publicam accessi, vel ignosci adulescentiae meae  poterit; tametsi non modo ignoscendi ratio verum etiam cognoscendi consuetudo iam de civitate sublata est.

 

Vertaling

Maar wat mij betreft: zelfs als ik vrijmoedig alles zeg wat gezegd moet worden, zal toch mijn rede absoluut niet op een vergelijkbare manier naar buiten gaan en publiek verspreid worden. Daar komt bij dat van de anderen geen uitspraak verborgen kan blijven vanwege hun vooraanstaande positie en aanzien en dat hun geen onbezonnen woord kan worden toegestaan op grond van hun respectabele leeftijd en inzicht. Maar wanneer ik mij iets te veel vrijmoedigheid permitteer zal dat ofwel onopgemerkt kunnen blijven omdat ik nog niet politiek actief ben, of het kan mij op grond van mijn jonge leeftijd worden vergeven. Hoewel niet alleen het begrip vergeving, maar ook de gewoonte om rechtszaken te houden in onze staat tegenwoordig zijn afgeschaft.

ego autem: het vierde ego in de eerste paar zinnen. Het maakt hoorbaar dat Cicero in het exordium ook bezig is zichzelf autoriteit als spreker en verdediger van Roscius toe te dichten.

dicenda ... dixero ... dictum ... dicto ... dixero: zet de herhaling van het woord dicere voort (z. commentaar bij §2).

libere dixero ... liberius dixero: de herhaling (repetitio, zie thema stijlfiguren) met variatie (de positivus libere wordt een comparativus liberius) benadrukt Cicero's zelfpresentatie: hij durft vrij, ja zelf vrijer te spreken (dan de anderen). Let op het vijfde ego direct voor liberius dixero.

nobilitatem ... amplitudinem ... aetatem: Cicero herhaalt drie kernbegrippen (afkomst, politiek gezag, leeftijd) die al in §1-2 an de orde zijn gekomen.

ignoscendi ... cognoscendi: Cicero speelt met de assonantie (zie thema stijlfiguren) en etymologische verwantschap tussen deze twee woorden om het politieke verval in Rome te verduidelijken: de leiding van de staat is brutaal en de burgers durven niet meer vragen te stellen, zie thema Sulla.

nequaquam ... oratio mea exire atque in vulgus emanare poterit: understatement. Blijkbaar was het proces zeer druk bezocht en wist Cicero dat zijn woorden bekend zouden worden. In feite was de speech een belangrijke eerste stap om in Rome als advocaat en toekomstige politicus bekend te worden.

nondum ad rem publicam accessi: Cicero zegt dat hij nog geen politicus is – wat een zelfverzekerd statement voor een jonge man uit de provincie!

dixero: futurum exactum; in de hoofdzin staat het futurum poterit. 

in vulgus: vulgus, -i  ('volk') is - heel opmerkelijk - een onzijdig woord binnen de tweede declinatie; omdat het onzijdig is, zijn nom. en acc. gelijk.

ceterorum: de woordplaatsing (vóór neque ... neque ...) maakt duidelijk dat de gen. zich uitstrekt over beide zinsdelen; ceterorum hoort dus bij zowel dictum als dicto.

si quid: = si aliquid ('Nach si, nisi, ne und num, fällt der kleine Ali um').

non modo ... verum etiam: 'niet alleen ... maar ook'. Cicero is dol op dergelijke tweeledige zinnen (vgl. neque ... neque en vel ... vel in de vorige zin 

Audiofragment

U kunt het audiobestand ook downloaden:
3.mp3
3.wma