Narratio

Paragraaf 17

Erant ei veteres inimicitiae cum duobus Rosciis Amerinis, quorum alterum sedere in accusatorum subselliis video, alterum tria huiusce praedia possidere audio; quas inimicitias si tam cavere potuisset quam metuere solebat, viveret. Neque enim, iudices, iniuria metuebat. Nam duo isti sunt T. Roscii -- quorum alteri Capitoni cognomen est, iste qui adest Magnus vocatur -- homines eiusmodi: alter plurimarum palmarum vetus ac nobilis gladiator habetur, hic autem nuper se ad eum lanistam contulit, quique ante hanc pugnam tiro esset, quod sciam, facile ipsum magistrum scelere audaciaque superavit.   

Vertaling

Er was een oude vijandschap tussen hem en twee Roscii uit Ameria, waarvan u de ene in de banken van de aanklagers ziet zitten, en de andere naar ik hoor drie landgoederen van mijn cliënt in zijn bezit heeft. Als de vader zich tegen deze vijandschap evenzeer had kunnen beschermen als hij er steeds bang voor was, dan had hij nog geleefd. En heren rechters, met recht was hij er bang voor. Want zulke kerels zijn die twee Titi Roscii, van de ene is de bijnaam Capito en degene die hier aanwezig is wordt Magnus genoemd: de ene is een oude en bekende gladiator met veel overwinningen op zijn naam; de man hier heeft zich onlangs bij die gladiatorenbaas gemeld. Voor zover mij bekend was hij vóór dit gevecht nog een beginneling, maar hij heeft zijn meester in misdaad en roekeloosheid eenvoudig overtroffen.

duobus Rosciis Amerinis ... duo isti sunt T. Roscii: dubbele introductie van de tegenpartij (in de vorm van een herhaling met polyptoton: duo – duobus, zie thema stiljlfiguren). Cicero zegt eerst dat er vijandschap met de Roscii in Ameria bestond en stelt pas daarna de twee mannen voor (die allebei Titus blijken te heten).

sedere ... video  – possidere audio: spel met de etymologische verwantschap tussen simplex sedere en compositum possidere (> potis + sedere), allebei gecombineerd met een werkwoord van zintuiglijk waarneming.

inimicitiae ... inimicitias – metuere ... metuebat: twee polyptota die aangeven dat de tegenpartij niet onpartijdig is en dat de twee Roscii bovendien gevaarlijk zijn (zie ook het commentaar op gladiator onder het kopje "context").

iudices, iniuria: assonantie, zie thema stijlfiguren. Door neque iniuria in plaats van (bijvoorbeeld) iure te zeggen, komt er bovendien een extra alliteratie met inimicitias tot stand. Al deze effecten dienen ertoe om te benadrukken dat de slechteriken de Roscii van de tegenpartij zijn.

nobilis gladiator: de karakterisering van de gladiator Roscius Capito als nobilis is ironisch: hij is juist geen vertegenwoordiger van de nobilitas met wie vader Roscius zo goed bevriend was (zie commentaar bij §15 en 16), maar een van de novi nobiles, de profiteuren van de proscriptie rond Chrysogonus, tegen wie Cicero in deze speech polemiseert. Het licht komische effect van de personenkarakterisering wordt versterkt door de alliteratie met homoioteleuton plurimarum palmarum (zie thema stijlfiguren).

gladiator ... lanistam: het scheldwoord gladiator wordt ook gebruikt in §8. Natuurlijk benadrukt de woordkeuze in eerste instantie hoe gevaarlijk de twee Roscii zijn. Maar de introductie van de twee tegenstanders heeft ook een ironisch en licht komisch effect (zie tema theatrale aspecten): Cicero wijst hen als het ware rollen en een specifiek karakter in een toneelstuk toe (zie homines eiusmodi): Capito is een oude vechter (een type miles gloriosus), Magnus zijn leerling.

Magnus ... tiro ... magistrum superavit: Roscius Magnus is ondertussen nog erger dan zijn "leermeester" Capito - hij is inderdaad Magnus, maar alleen wat betreft zijn misdadigheid. Ook het contrast tussen het verheven cognomen Magnus (dat niet veel Romeinen droegen – jaren later zou het niemand minder dan Pompeius toegekend worden) en zijn walgelijke daden versterkt het komieke van de introductie.

accusatorum subselliis: in een Romeinse strafrechtszaak kon slechts één persoon als aanklager optreden, in dit geval Erucius, maar anderen konden hun steun met de aanklager uitdrukken door naast hem te gaan zitten, zie ook commentaar bij §5 en thema strafrechtspraak.

erant ei: 'aan hem waren' d.w.z. 'hij had' (dativus possessivus).

alterum ... alterum: 'de een ... de ander'; later in deze paragraaf gebruikt Cicero ter variatie alteri ... iste qui adest en alter ... hic autem

tria .. praedia: praedium, -ii (n) = 'landgoed, stuk grond'.

quam amicitias t/m viveret: door het voegwoord si uit te stellen, wordt duidelijk dat de zin draait om quas amicitias: 'wat deze vijandschappen betreft: als hij in staat was geweest om zich hier evenzeer tegen veilig te stellen als hij ze placht te vrezen, dan zou hij nu nog in leven zijn' (irrealis met coni. plusquamperf. voor het verleden, coni. imperf. voor het heden).

habetur: habere hier in de betekenis 'beschouwen als'. 

se ad eum lanistam contulit: se conferre ad = 'zich begeven naar'; met eum lanistam wordt Capito bedoeld.

quique: = et qui

quod sciam: 'voor zover ik weet'