Peroratio

Paragraaf 148

an, quod diligenter defenditur, id tibi indignum facinus videtur? mihi crede, si pro patris huius hospitiis et gratia vellent omnes huic hospites adesse et auderent libere defendere, satis copiose defenderetur; sin autem pro magnitudine iniuriae proque eo quod summa res publica in huius periculo temptatur haec omnes vindicarent, consistere me hercule vobis isto in loco non liceret. nunc ita defenditur, non sane ut moleste ferre adversarii debeant neque ut se potentia superari putent.  

Vertaling

Of is in uw ogen het feit dat hij met zorg verdedigd wordt een schandelijke misdaad? Geloof me, als op grond van de gastvriendschappen van zijn vader en uit erkentelijkheid alle gastvrienden hadden willen komen om hem te steunen en hem vrijuit hadden durven verdedigen, dan had die verdediging woorden genoeg gehad. Maar als ze vanwege de omvang van het onrecht en gezien het feit dat in het proces tegen hem het staatsbelang op het spel staat, met z’n allen deze zaken zouden willen bestraffen, dan zouden jullie, bij Hercules, niet op die plaats mogen blijven zitten. Nu wordt hij zo verdedigd dat zijn tegenstanders er feitelijk geen last van hebben en niet hoeven te denken dat ze door brute macht worden overwonnen.

defenditur – defendere – defenderetur: drievoudige herhaling van het woord defendere (het eerste versterkt door alliteratie, diligentius defenditur … indignum); het effect is vergelijkbaar met het begin van de speech waar Cicero dicere vaak herhaalt (zie §2 en 3). Ook het concept van dapperheid en het vrijuit spreken (auderent libere defendere) verwijst terug naar het begin van het exordium. In een soort ringcompositie herhaalt Cicero daarmee zijn eigen zelfpresentatie (zie thema) als dappere advocaat die zich het vrije woord niet laat ontnemen door de brutale Chrysogonus.

hospitiis – hospites: in §15 had Cicero benadrukt dat vader Roscius een grote kring gastvrienden onder de Romeinse adellijken had (tum gratia atque hospitiis florens hominum nobilissimorum). Van hen had men volgens antieke voorstellingen van vriendschap mogen verwachten dat zij de zoon als advocaten zouden helpen (zie thema patronage/amicitia). Cicero’s formulering drukt aan de ene kant uit dat Roscius op de zwijgende steun van veel aanzienlijke Romeinen kan rekenen, maar suggereert ook (door het opvallende herhalen van de term hospes) dat hij enigszins teleurgesteld is over het gedrag van deze mensen, zie ook §149.

mehercule: de uitroep is emotioneel en versterkt Cicero’s verontwaardiging over het gedrag van Chrysogonus en de Titi Roscii.

potentia: de term is door de hele speech heen steeds verbonden met de tegenpartij, en met name met Chrysogonus, zie §6 en §122. Cicero heeft geen potentia die Chrysogonus zou laten schrikken – maar hij heeft wel andere wapens, namelijk zijn dapperheid, zijn retorisch vermogen en zijn moed om vrijuit te spreken.

adversarii: hiervoor heeft Cicero de tegenstanderws nog in de twede persoon aangesproken (vobis); nu begint hij over hen in de derde persoon te spreken.

sin autem … non liceret: de meeste adellijken hebben ervoor gekozen om niet in deze moordzaak als advocaat te spreken. Maar als het, zoals Cicero beweert, in dit proces eigenlijk om het behoud van de staat gaat, dan zouden ze eigenlijk allemaal hebben moeten spreken. En als dat gebeurd was, dan had Chrysogonus zo veel weerstand gekregen dat hij de stad had moeten verlaten (of misschien zelfs als vijand in ballingschap was gestuurd). Er zit dus een impliciete dreiging in deze hypothetisch geformuleerde zin.

si ... vellent ... et auderent, ... defenderetur: irrealis van het heden met coni. imperf.  (evenals in de volgende zin).

patris huius: niet ‘van deze vader’ maar ‘van de vader van deze’.

huic: dat. bij adesse ‘helpen, tot steun zijn’.

non sane ut: ‘(zo)dat feitelijk niet’; door de woordschikking krijgt de negatie (non) extra nadruk.

moleste ferre: zie Pinkster s.v. molestus 2.