Publiek van de speech

 

Cicero en de rechters

Wie is eigenlijk Cicero’s publiek? In eerste instantie lijkt dat makkelijk te zijn: in een proces spreekt de advocaat natuurlijk de rechters aan (zie meteen de eerste zin §1: iudices). Hij wil immer het proces winnen, en zij beslissen hierover (zie essay strafrechtspraak). Maar ze zijn niet het enige publiek. Anders had Cicero de redevoering namelijk niet hoeven te publiceren nadat hij de zaak gewonnen had.

 

Cicero en het volk

Een belangrijke reden voor Cicero om Roscius te verdedigen was ongetwijfeld dat een jonge advocaat zonder politici onder zijn voorouders (homo novus) het makkelijkste populariteit kon winnen door grote processen te voeren (en te winnen). Dat was belangrijk als je later de politiek in wilde – de kiezers moesten je immers kennen. Redevoeringen waren dus een middel van zelf-reclame! Dat Cicero al in zijn jonge jaren de politiek in wilde, weten wij zeker (z. §3: nondum ad rem publicam accessi). Zijn optreden in de Roscius-zaak was dus ook voor een deel zelf-promotie voor de toekomst: Kijk, kiezerspubliek, hier is een rechtvaardige man die goed kan spreken en de staat zeker altijd zal beschermen (zie ook het Thema zelfpresentatie). Omdat processen publiek waren, stonden er bij grote processen altijd veel toeschouwers op het Forum. Het volk was dus aanwezig terwijl Cicero zijn speech hield. En bij hen wil hij zich aanbevelen als de toekomstige beschermheer (patronus) van allen. In deze zaak gaat het Cicero erom te laten zien dat Chrysogonus een gevaar voor de veiligheid van de staat is. De rechters moeten volgens Cicero de afweging maken of ze een oordeel in een individuele zaak (de Roscius-zaak) willen uitspreken dan wel of zij niet eerder over het welzijn en de veiligheid van de hele staat moeten beslissen.

 

Cicero en de aristocraten

Aan het begin van de speech noemt Cicero deze ‘gewone’ toehoorders eigenlijk niet. Een andere groep mensen is daartegen juist heel erg aanwezig in de eerste zinnen van Cicero’s redevoering: de Romeinse aristocraten (homines nobilissimi). Zij verschijnen als potentiële verdedigers van Roscius die echter besloten hebben om niet te spreken. Hoewel zij dus niet spreken, krijgen we toch hun mening te horen – door Cicero zelf. Hij kijkt in hun hoofden, leest hun gedachten (bijv. §1 putant) en spreekt uiteindelijk in plaats van hen – letterlijk omdat hij Roscius’ advocaat is en zij niet, maar ook figuurlijk door zo te doen alsof hij de communis opinio van de aristocratie vertegenwoordigt. Cicero’s tactiek ten opzichte van de aristocraten was dapper. Als homo novus zonder enige politieke ervaring was hij eigenlijk niet de aangewezen persoon om in zulke brisante omstandigheden te spreken. Hij weet dat, en hij weet dat zijn publiek dat ook weet. Eigenlijk is er waarschjinlijk dus helemaal niet zo’n grote bereidheid bij de grote advocaten (de nobiles) om Cicero als hun vertegenwoordiger te accepteren. Een persoonlijk doel van Cicero’s redevoering is daarom ook om zichzelf als deel van de Romeinse nobiliteit en van de aankomende politici neer te zetten. Dat doet hij door zich zo nauw mogelijk met hen te verbinden.

Opdrachten

  1. TAALKUNDIG ONDERZOEK: Het primaire publiek van een pleidooi wordt gevormd door de rechters (iudices), maar een spreker kan zich tijdelijk tot een andere doelgroep wenden. Dat heet apostrophe. In dit pleidooi zijn veel voorbeelden van apostrophe, waarbij Cicero zich meestal richt tot de tegenpartij. Onderzoek hoe Cicero in de tekst duidelijk maakt dat hij van publiek wisselt. Is er altijd een duidelijke grens? En spreekt Cicero anders (agressiever, eenvoudiger, angstiger of juist zelfverzekerder) tegen zijn tegenstanders dan tegen de rechters?
  2. RETORISCH ONDERZOEK: Bij apostrophe blijft het primaire publiek de belangrijkste adressaat. Van de tijdelijk aangesproken tegenstander wordt ook geen reactie verwacht. Sterker nog, soms is de zogenaamd aangesproken persoon niet eens lijfelijk aanwezig of in staat de spreker te begrijpen. Denk aan goden of gebouwen die kunnen worden aangeroepen of huisdieren die worden aangesproken in de hoop dat hun baasje het hoort. Door tegen tegenstanders te spreken, hoopt Cicero een punt te maken bij de rechters. Geef bij een of meerdere concrete gevallen van apostrophe aan welk argumentatieve punt Cicero bij de rechters wil maken. Beargumenteer wat de retorische kracht van apostrophe zou kunnen zijn.

 

Printbare versie van Het Publiek